Deel 2

Minuscuulis de haiku

Even dagen

Als men mij vraagt wat ik zo bijzonder vind aan die haiku, dan antwoord ik op even dagen: het onooglijke, het kleine, het minuscule, het haast microscopisch poëtische. Haiku is niet de poëzie van de grote gevoelens of de lyrische ontboezemingen. Haiku is niet de poëzie van de indrukwekkende vergelijkingen, van de metaforen zwaar als komforen. Haiku is de poëzie van het kleine, het soms nauwelijks merkbare, maar net daarom o zo fijne. Haiku vergt haast een kijken met een vergrootglas. Haiku focust altijd op iets in, alvorens dan weer uit te focussen, afstand te nemen en het opnieuw te bekijken.

Niet alleen in zijn vorm met zijn drie schamele regels van zeventien lettergrepen is haiku klein, ook in zijn manier van beschouwen. Haiku heeft aan een kleine spierbeweging in een gezicht genoeg voor een heel gedicht. Haiku beschrijft een mier op het terras als was het een olifant. Haiku merkt dingen op die voor de andere poëzie niet eens bestaan. Haiku is met andere woorden de poëzie van het verongelijkte kleine. En daarom heb ik er veel sympathie voor.

Helende kracht

Bezig zijn met haiku is dus haast altijd bezig zijn met het kleine, met de dingen waar je anders achteloos aan voorbijgaat, vaak de moeite niet vindt. In haiku krijgen ze hun plek en merk je ze ineens op, word je verplicht om er toch eens naar te kijken.

En net daarin schuilt een vorm van helende kracht. De haiku ontleent er een therapeutische waarde aan, naast zijn poëtische schoonheid. Een haiku richt je blik naar beneden — soms zelfs letterlijk —, naar de diepte en doet je stilstaan bij jezelf. Door met de meest kleine, breekbare of schijnbaar nutteloze dingen bezig te zijn, verdwijnen alle grote dingen even uit beeld, alle bekommernissen en beslommeringen, alle zorgen en verplichtingen, en ben je heel alleen met jezelf en dat kleine. Dat zorgt voor een grote rust die je ineens overkomt. Op voorwaarde natuurlijk dat je wilt stilstaan, dat je naar dat kleine wilt kijken.

Die rust die je dan overkomt, zorgt ervoor dat je je perspectief verlegt en plotseling veel meer dingen kunt relativeren. Omdat je merkt dat ze binnen het geheel soms ridicuul zijn. De schoonheid, het bijzondere van de allerkleinste dingen en daar even helemaal vol van zijn, verdringt de grote wereld naar de achtergrond en maakt in jezelf ruimte vrij. Ademruimte.

Nieuw plekje

Tegelijk met de poëzie van dat kleine ontdek je soms nieuwe kantjes van jezelf. Kantjes en boordjes die je voordien niet kende. Onvermoede plekjes in jezelf, waar je in het verleden aan voorbijging. Je ontdekt hoe je ontroerd raakt door heel eenvoudige dingen, omdat de dichter die ze beschrijft je er schijnbaar moeiteloos — als het een goeie haiku is — naartoe brengt, je doet buigen, knielen, op je buik laat liggen. De dichter zegt in heel eenvoudige woorden: ‘Kijk eens wat ik zie!’ En je kijkt mee. En je ziet het ook. En je wordt stil.

Ik maakte het mee dat mensen na een haikuweekend niet meer naar huis wilden. Ze wilden bij dat gevoel dat ze hadden meegemaakt blijven zitten. En het koesteren. In de stilte, de rust, op dat nieuwe plekje in zichzelf waar het zo goed vertoeven was.

Het wonder

Haiku is dus het wonder van het kleine en hoe dat kleine wonderen doet. Zomaar? Nee, helaas. Wie snel tussendoor haiku’s leest, zal dit nauwelijks of niet ervaren. Je moet er tijd voor maken, erin willen komen, in die kleine wereld. Het haast grappige, bijna plagende van haiku is dat je net veel ruimte in jezelf moet maken om dat minuscule een plaats te geven. Zonder die ruimte werkt het niet.

Misschien is dit nog de mooiste manier om een haiku te omschrijven: een haiku is de poëzie van het kleine die je verplicht om even de boel op te ruimen en plaats te maken in jezelf.



Geert De Kockere

Oneven dagen

Als men mij vraagt wat ik zo bijzonder vind aan die haiku, dan antwoord ik op oneven dagen: het reusachtige, het majestueuze van de poëzie ervan, die voor je het beseft de rest van je leven duurt. Zo groot. De kunst van haiku zit hem dikwijls in wat niet uitgesproken wordt, in de suggestie, in het zoveel meer bedoelen dan wat er staat. Soms schuilt in één haiku een turf van een roman. Alsof je door een sleutelgat kijkt en in een kamer een groots tafereel ziet. Alsof je door een kier kijkt en buiten een geweldige zonsondergang ziet, gevolgd door een nacht vol sterren.

Het grote van een haiku zit hem in het plaatsmaken om de lezer de volle ruimte te geven om te kijken, te luisteren, te ruiken, te proeven, te voelen. De dichter wijst alleen maar met een kleine vinger en gaat dan zo snel mogelijk opzij, zodat je als lezer ten volle kunt kijken. Er is niets meer dat je afleidt. Geen gekunsteld beeld dat de dichter je voor ogen houdt, geen verplicht gevoel die de dichter je voorschrijft, geen betweterige moraal die je stuurt. Nee, je mag in volle grootte zelf staan kijken en het beleven.

Actief kijken

Wie daarin meegaat, ontdekt hoe groot een haiku kan zijn. Want een haiku kan tijdens het lezen groeien. Zelfs uren later kan hij plots nog een scheut krijgen en over je heen bladeren.

Om de grootsheid van een haiku te ervaren, moet je natuurlijk wel bereid zijn om er actief in mee te gaan. Haiku is niet voor luie mensen. Je moet je laten meevoeren naar de tijd en de plek die de dichter je aanwijst. Daar aangekomen, moet je je oprichten en om je heen kijken, met al je zintuigen trachten op te rapen wat er allemaal te vinden is, veel meer dan wat de dichter je met zijn kleine vinger aanwees. Hij gaf alleen maar de richting aan waarin je kon zoeken. Kon. Haiku is immers nooit een verplichting, het is een uitnodiging.

En je kunt het leren, dat om je heen kijken in een haiku. Wie het kan, raakt vaak niet in één dag uitgekeken, zo groot kan het landschap zijn waarin je terechtkwam. Je kunt er zelfs in verdwalen en nooit meer de weg terug vinden.

Andere wereld

Het reusachtige van een haiku zit ook in de persoonlijke lezing die mogelijk is. Ervaren haikulezers dringen laag na laag verder door en komen via een eerste oppervlakkig tafereel — vaak een natuurbeschrijving — in een andere wereld terecht, een soort van metafysische wereld, die zich in je hoofd bevindt en eindeloos uitgestrekt kan zijn. Niet elke haiku zet daartoe aan, maar hoe vaker men haiku’s leest, hoe makkelijker men er de vele paadjes in ontdekt die naar steeds andere plekken leiden.

Haiku lezen vergt dus een zekere bereidheid om te reizen, om iets groter te zien dan het op het eerste gezicht lijkt. Een haiku moet je dus altijd lezen met ten minste het vermoeden van iets groots. En het zal niet altijd lukken. Soms blijf je ter plaatse trappelen en geraak je niet verder dan wat je op het eerste gezicht las, nee, zag. Er ís ook niet altijd een verborgen horizon. Maar alleen al ernaar zoeken, heeft zin en verschaft plezier, het plezier van het zoeken.

Invitatie

Haiku is dus poëzie die inviteert om iets uit te pakken en zo mogelijk te blijven uitpakken. En het mooie ervan is dat jij als lezer mag bepalen wanneer je het uitpakken stopt. Het cadeau is schier eindeloos, maar je mag zelf besluiten dat je even genoeg hebt gekregen. Desnoods pak je morgen verder uit. En de dag na morgen. Want zo groot is een goeie haiku.

Misschien is dit nog de mooiste manier om een haiku te omschrijven: een haiku is een ontmoeting met iets reusachtigs, maar je mag zelf beslissen wanneer het voor jou groot genoeg is.